Recht is een wonderlijk iets; dat bekruipt mij bij alles wat ik erover lees, en dat mij nimmer loslaat… Adio, vale en als steeds
- w.g. Vader
[slotzin uit een brief van Jan aan zijn zoon-advocaat, 19 april 1988]
Hoe zou Vader Jan zélf [let op het accentteken, hij was dol op dergelijke hulptekens, om tekst de gewenste nadruk te geven] zijn begonnen met een beschrijving van zijn eigen leven, geheel afgezien van het feit dat hij het als volstrekt hypothetisch zou vinden iets autobiografisch aan het papier toe te vertrouwen… Waarschijnlijk niet bij zijn geboorte, maar bij die van een van zijn voorvaderen in de derde, vierde, vijfde generatie. En met vermelding van jaartallen, woonplaatsen, opleiding, huwelijkspartner[s] en beroepen. Volledigheid met voetnoten tot in den treure van de lezer, maar: er moest en zou een compleet beeld worden geschetst van het onderwerp, of het nu ging over familieaangelegenheden in alle eeuwen —zie zijn bijdragen aan het familieboek WIARDA 1369-1969 [A]— of in zijn talloze juridische publicaties.
Wees niet bang, ik zal mij beperken. Dat zou Jan zelf, achteraf beschouwd, hebben toegejuicht, denk ik…
JANS JEUGD
Jan Wiarda -IV – werd op 5 maart 1909 in Dordrecht geboren, waar zijn Vader – Jan III [1870-1946] - toen rechter was. Een paar jaar later verhuisde het gezin, verder bestaande uit moeder Louise Lucks [Bielefeld [D] 1876 - Amsterdam 1931] en broer Gerardus Johannes [1906 – 1988] naar Amsterdam, waar de broers Gerard en Jan het Barlaeus Gymnasium bezochten en beiden rechten studeerden. Die studie wees voor Jan geenszins in de richting van een grote wetenschappelijke loopbaan, als hij jááren later zelf schrijft:
Mijn mondelinge candidaatsexamen werd met twintig minuten verlengd [verlengd examen”, dat ik , terugdenkend aan wat mijzelf was overkomen hier in Groningen bij enkele mondelinge doctoraalexamens heb toegepast]: en nóg hoor ik het iudicium bij mijn doctoraal
: De faculteit heeft besloten u toch maar door te laten. [B]
Ook na hun studie liepen de levens van de broers nog enige tijd deels parallel: naast Gerards’ werkkring in een juridische functie bij de Belastingdienst Amsterdam en die van Jan als assistent van hun bewonderde leermeester Prof. Mr. Paul Scholten, werkten zij ieder aan hun proefschrift onder leiding van hun promotor —u raadt het al— Paul Scholten.
In gedachten zie ik de beide broers op hun [ex-]studentenkamer in het ouderlijk huis temidden van boeken, oude collegedictaten en notities met aantekeningen studeren op hun onderwerp, afgewisseld met tochten naar de universiteitsbibliotheek. Jan:
ik torste vele mij toevertrouwde foliouitgaven Cujacius en Donellus … per tram, lijn 2, naar huis, Koninginneweg 130 (boven)…
[B]
In 1937 promoveerde Jan op het onderwerp Cessie of overdracht van schuldvorderingen op naam naar Nederlands Burgerlijk Recht, een boek dat als de Cessie van Wiarda decennia lang werd geciteerd als het allesomvattende werk over het onderwerp. [B]
Gerard plantte in 1939 het zaadje voor zijn belangstelling voor de juridische aspecten van de private en publieke verhouding tussen Overheid en Burger, waarvan hij veelal in zijn publicaties en werkzaamheden blijk zou geven, met de dissertatie Overeenkomsten met overheidslichamen [D]. Het latere in meer dan alleen juridische kring fameuze begrip: Algemene beginselen van behoorlijk bestuur, heeft hij als eerste gemunt.
Jan is vervolgens zijn gehele werkzame leven van 1946 tot 1979 hoogleraar gebleven aan de Rijksuniversiteit Groningen. De gebruikelijke aanspreektitel professor heeft hij zelf steeds vermeden en hij ontmoedigde studenten en anderen hem zo aan te spreken.
Gerard werd na een aantal functies in de rechterlijke macht en een hoogleraarschap in Utrecht, lid en later President van de Hoge Raad en President van het Europese Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg [E].
In 1940 trouwde Jan met Lucie ter Braak uit Eibergen, later dan in hun bedoeling had gelegen: in 1931 was moeder Wiarda overleden. Een half jaar later trouwde zijn broer met Alexandra Moltzer en verliet Gerard het ouderlijk huis in Amsterdam. Beiden waren dol op hun moeder. Jan, toen 22 jaar, kon het niet over zijn hart verkrijgen, kort na haar overlijden, zijn vader in het grote huis alleen te laten.
Vele jaren later vertelde vader hoeveel verdriet hij heeft gehad van moeders overlijden, doch dat hij zich er geheel mee had verzoend en eigenlijk blij was, dat zijn moede, als Duitse, de verschrikkingen van het nazisme in al zijn uitingen niet had hoeven mee te maken.
Gerard en Sandra kregen vier kinderen: Louise [1933], Clara [Claar, voor haar Oom Jan, 1934] Elise [1937] en Just [1944].
Jan en Lucie werden gezegend met vier zoons: Jan [1941-1993], Willem [1943], Gerard [1944] en Sjoerd [1947].
Nadere familiegegevens van deze twee generaties staan in het grote Wiarda- boek, blz. 282/283, nrs. XVIh en XVIj en die van de kinderen en kleinkinderen in de Wiarda-boekjes, Tak/Sippe 7/05 – 7/21b.
GEZINSLEVEN
Het Wiarda-familieleven was aanvankelijk zeer overzichtelijk: twee broers met echtgenotes en hun tweemaal vier kinderen. Bestonden er nog meer andere Wiarda’s? Niet dat we wisten…
Met hoogtijdagen in het hoge noorden wrong Gerard zijn lange lichaam in een heuse Citroën 2CV, om vanuit Den Haag Groningse feestdagen bij te wonen. Jan zweerde bij de trein, eenvoudig omdat hij nooit autorijden had geleerd. Bij moeder Lucie bleef dit beperkt tot het nemen van rijlessen in haar jeugd in Eibergen, waar zij het rijbewijs ontving nadat zij erin was geslaagd zonder deuken rondom de Hervormde Kerk tegenover haar ouderlijk huis te rijden. Daarna heeft zij nooit meer aan het stuur gedraaid…
Dit huis aan de Groote Straat was met Pasen en in de zomervakantie de vaste vakantiebestemming voor het Groningse gezin. In zijn oude dagen heeft vader zich wel laten ontvallen dat die twee weken voor hem steeds de meest spanningverwekkende van het jaar waren, bang als hij was dat het vierspan zonen van kleuter tot puberleeftijd teveel de rust van zijn bejaarde schoonouders zou verstoren.
Was dit een van de redenen dat Jan elke zomer met een of twee van hen naar het Duitse Münster en Bielefeld spoorde om aldaar twee zusters van zijn moeder -zijn enige directe verwanten van moederskant - te bezoeken, die [ook] in Bielefeld waren geboren? Voor de kinderen was de reis een feestje: van Tante Auguste kregen zij elke keer een - in de periode van bestedingsbeperking in Nederland, midden jaren ’50 - bijzonder cadeau naar keuze: een leren voetbal, een échte Mont Blanc vulpen, zelfs een originele Lederhose. En de dagelijkse Kaffee und Kuchen bij Tante Theodore was zó uitbundig , dat die door de zoons steevast na presentatie van de zoveelste taartpunt werd besloten met een Ich bin satt. Hun eerste Duitse woordjes, met onderdrukt gegrinnik uitgesproken, omdat de letterlijke vertaling in hun eigen taal geen Algemeen Beschaafd Nederlands was en thuis dus uit den boze…
INTOCHT DER WIARDA
En toen verscheen begin jaren ’60 Onkel Siegfried uit Neuenhaus, die in archieven all over the world wonende Wiarda’s had gevonden– van Australië tot Amerika. Op zijn voorstel werd de Familievereniging Wiarda opgericht. Ook werd besloten tot uitgave van een boek over het wel en wee van het geslacht Wiarda vanaf 1369, het jaar waarin voor het eerst de naam Wiarda in een officiële Oorkonde werd vermeld.
[Tussen haakjes: deze vermelding was overigens eerder aan een onrechtmatige daad dan aan een heldhaftig optreden van onze oudste voorouders te danken: in een vonnis van 30 april 1369 oordeelden de Grietmannen van het district Winninge dat Wiarda’s lieden zonder aanleiding een aantal Friese burgers had gevangen genomen en dat dezen in vrijheid dienden te worden gesteld.]
Er werd een bestuur geformeerd, met Duitse en Nederlandse familieleden. Siegfried nam de productie en redactie van het boek Wiarda 1369-1969 ter hand. Vele familieleden leverden een bijdrage. In het boek werd een stamboom opgenomen, waarin het persoonsregister van alle Wiarda’s in hapklare hoofdstukken —Takken/Sippen— was verdeeld en deden de Takoudsten/Sippenältesten hun intree.
De rest is geschiedenis: het boek verscheen in 1969 bij de viering van het 600-jarig bestaan van het geslacht in Leeuwarden. En de familie gingmet de tijd mee: in 2019, bij de herdenking van het 650-jarig bestaan in Goutum, werd besloten tot het ontwerpen van website, waarin u nu zit te lezen…
DE PROFESSIE
Terug naar het eigenlijke onderwerp. De professionele dag sinds 1946 begon veelal met een rit per fiets van het huis in Helpman, toen een buitenwijk van Groningen, naar het gebouw van de Rijksuniversiteit Groningen aan het Academieplein in het centrum van de stad, waar de collegezalen waren. Gezien de brede leeropdracht —Burgerlijk recht, Handelsrecht Internationaal Privaatrecht en, later, Burgerlijk Procesrecht— was het geven van college een regelmatige bezigheid:
Doordat Wiarda zich door zijn eigen welsprekendheid liet meeslepen, wisten de studenten soms niet naar welk van de vele door hem gegeven vakken zij op dat moment zaten te luisteren. [F]
Naar verluidt kwam het regelmatig voor dat Jan bij een volgend college de toehoorders vroeg waarover hij de vorige keer had gesproken…
Uniek in den lande was het Procedeercollege, dat Jan organiseerde: een bijeenkomst, waarbij door het hele collegejaar heen een mede door de studenten bedachte casus, een rechtsgeschil, door henzelf in de collegezaal werd behandeld en beslist, waarbij iedere student een eigen rol had als rechter, griffier, deurwaarder, getuige, partij, advocaaten zo voort.
Nadat in de loop van het jaar de schriftelijke processtukken waren gewisseld en de pleidooien gehouden, deed de studentenrechtbank vlak voor het begin van de academische vakantie uitspraak…in de tuin van ons ouderlijk huis in Helpman, onder het genot van bier en wijn en door moeder zelfgebakken kaaskoekjes [G]. Als hoogtepunt [?] verscheen aan het slot van het feest Jan op het balkon en zong liederen van zijn geliefde Zweedse componist Carl Michael Bellman, zichzelf begeleidend op zijn twaalfsnarige luit. Bij vele familiebezoeken in zijn jeugdaan Zweden had hij de beginselen van die taal geleerd.
Tot op de dag van vandaag kom ik oud-studenten van vader tegen —zelf ben ik ook jurist, dat helpt— en een van de eerste herinneringen, die zij dan ophalen, is het tuinfeest aan de Verlengde Heereweg.
Naast het doceren heeft Jan vele wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan. Het valt buiten het kader van dit artikel daarover uitvoeriger te schrijven. Eén uitzondering voor zijn magnum opus [1247 bladzijden]: in 1957 verscheen zijn bewerking van een deel uit de zogenoemde Asser serie, een verzameling handboeken over verschillende rechtsgebieden: Het Personen- en Familierecht.
Zoals later werd opgemerkt: De omvang van dit Asserdeel…groeide uit tot buiten gebruikelijke proporties, maar het werd door iedere advocaat geraadpleegd omdat alles erin stond.
[F] Ook hier zal het uitvoerige notenapparaat mede debet aan geweest zijn.
Waar haalde Jan dat alles vandaan? Zijn eigen bibliotheek was omvangrijk. In de ouderwetse diepe muurkasten op zijn studeerkamer dienden aan de achterkant tientallen vooroorlogse lege spanen sigarenkistjes,gespaard
van zíjn vader [met afbeeldingen van Centraal Station, Rijksmuseum e.d.], als opstapje voor een rij boeken, zodat deze zichtbaar bleven, achter de vóórste rij boeken. Een ongekend technisch inzicht van de man, die er niet voor schroomde de timmerman te vragen thuis een schroef in de muur te komen draaien om een schilderij op te hangen…
Daarnaast was de Universiteitsbibliotheek een schier onuitputtelijke bron van boeken en geschriften, die toch écht geraadpleegd dienden te worden voor een artikel [volledigheid, weet je wel]. Bij karrevrachten werden de boeken geleend en omdat een kar/car niet tot het huisraad behoorde, werd alles achterop de fiets meegezeuld. Om daags voor de grote schoolvakantie en na ettelijke aanmaningen van de UB dat de uitleentermijn reeds lang was verstreken, in koffers per taxi en met een spijtme-taart voor de medewerkers teruggebracht te worden.
Het schrijversleven van Jan stond in toenemende mate in het teken van zijn innerlijke overtuiging en levenshouding, verwoord door onder meer de veelvuldig door hem geciteerde Romeinse rechtsgeleerden Justinianus en Ulpianus , in het ius est ars aequi et boni en het honestumvivere, neminem laedere et suum cuique tribuere. [het recht is de kunst van het eerlijke en het goede, eerbaar leven, een ander niet kwetsen en ieder het zijne geven.] oftewel: honest leven, redelijkheid en billijkheid.
De keuze van het onderwerp van zijn hierboven genoemde proefschrift -de Cessie – wijst daar nog niet op. Als verklaring mag gelden dat dit onderwerp hem door zijn promotor Scholten was gesuggereerd, omdat - in diens woorden, in Jans’ herinnering - de Kamer [van het Gerechtshof Amsterdam; ww]van je Vader daaroveronlangs een arrest heeft gewezen dat door de HR is vernietigd, zoek jij dat nu maar eens uit. [B]
Evenmin de in 1950 verschenen bewerking van een deel van Polak’s handboek voor handels- en faillissementsrecht, het Wissel en Chequerecht. Dit was immers een onderwerp met een uitgesproken zakelijk karakter. Jan had de uitnodiging van de weduwe van de bewerker van de vorige druk, zijn door hem bewonderde en jong overleden leermeester F.G. Scheltema [1891-1939], en diens broer en collega in Groningen H.J. Scheltema niet willen weigeren…
In de intreerede bij de Rijksuniversiteit Groningen in 1947 over Aard en betekenis van rechtsbeginselen, inzonderheid de beginselen van goede trouwen billijkheid in ons positieve recht, komen zijn gedachten over recht en moraal wel duidelijk tot uiting, die hij later in verschillende publicatie heeft uitgewerkt, zeer uitvoerig in zijn prorectorale rede in 1963 Mercatura Honesta, over de samenhang tussen handelsrecht en handelsmoraal [H]. Daarin wordt veelvuldig verwezen naar de 16e -eeuwse theoloog Dirk Volkertsz Coornhert, de verdraagzame humanist, zowel door rooms-katholieken als door doopsgezinden verketterd [op zichzelf al een reden om Jans’ waardering te ontvangen], die mag gelden als belangrijke leidsman in zijn rechtsfilosofisch denken. Zoals Jan het verwoordde in een interview in 1991[J]:
Deugdzaam en rechtvaardig leven, wellevenskunst, een van de mooiste geboden, maar de mensen kennen het niet meer. Ze weten niet meer wie Coornhert is, de apostel van de verdraagzaamheid en schrijver van het schitterende "Zedekunst dat is Wellevenskunste".
De juridische belangstelling van Jan verschoof zo gelijkelijk van het ik , het materiele, vermogensrechtelijke –het zakenrecht is zo’n hebberigrecht, zei hij eens [G] — naar het immateriële wij, de persoon, de gemeenschap, de broederschap. Alle mensen zijn je broeders, ik heb het jarenlang meegezongen onder Mengelberg in het Amsterdamse Toonkunstkoor. Dat geldt ook voor de grootste misdadigers. Vertel mij maar eens wat recht is. Je moet er namelijk goed begrip voor hebben dat mensen zo ongelofelijk gecompliceerd in elkaar zitten.
[J]
Jan noemde zijn moeder, die hem met het Alle Menschen werden Brüder had gevormd, en: Ik ben ook vrijzinnig, remonstrant, dus denk niet volgens bepaalde lijnen. [G]
Met als constante in zijn doen en denken het honeste vivere en de redelijkheid en billijkheid waren die lijnen bij zijn eerdere publicaties over rechtsvorderingen en het handelsrecht nog minder uitgesproken - zakelijk verkeer vereist nu eenmaal een duidelijk juridisch kader [maar wat is duidelijk?, hoor ik hem zeggen] - in het familierecht kan de speelruimte voor de onderlinge menselijke verhoudingen een grotere rol spelen. Ook daar kan het echter niet uitdraaien op een volledig Vrijheid, Blijheid, zijn levensmotto, dat Jan te pas en soms te onpas met name de gezinsleden voorhield.
Dezelfde constanten en motto sluiten geheel aan bij de beginselverklaring van de Remonstrantse Broederschap, die de eredienst aan Onze Lieve Heer—er staat God, maar die benaming vond Jan te afstandelijk en gebruikte hij niet - plaatst getrouw aan haar beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid. Van huis uit aldus opgevoed, is hij zijn hele leven trouw en actief lid van dit kerkgenootschap gebleven.
De groeiende belangstelling van Jan voor de meer immateriële juridische gebieden wordt hierdoor eens te meer duidelijk, zoals het genoemde handboek over het Personen- en Familierecht uit 1957 aantoont. Daarin wordt onder meer het civiele jeugdrecht vanaf het ontstaan in de klassieke oudheid grondig behandeld.
Het wekte dan ook geen verbazing dat Jan in 1965 werd benoemd tot voorzitter van de Regeringscommissie Jeugdrecht, die een ingrijpende wijziging van het hele systeem van jeugdrecht en jeugdbescherming voorbereidde. Vele aanbevelingen en adviezen van de commissie in haar rapport Jeugdbescherming srecht [1971] over onder meer, adoptie, ouderrechten en de positie van stiefkinderen hebben geleid tot wettelijke regelingen, waarvan de bekendste is de - pas in 1988, ambtelijke molens nietwaar - ingevoerdeWet tot verlaging van de meerderjarigheidsleeftijd van 21 tot 18 jaar.…
In 1979 kwam een einde aan zijn universitaire bestaan. In een brief van 5 november 1979 aan de ruim vijftig, die mij schreven mijn afscheidscollege dinsdag 18 september 1979 niet te kunnen , of te hebben kunnen, bijwonen, schreef hij:
Onderwerp van het college was: RECHT. BROEDERSCHAP. GEMEENSCHAP. NAASTENLIEFDE TROUW. En de strekking daarvan, dat wij minder moeten denken in termen van recht”; en méér in termen van broederschap, gemeenschap, naastenliefde, trouw”(daargelaten de vraag of tussen deze begrippen kan en mag worden onderscheiden!). Daarbij bracht ik in herinnering een en ander uit de ontwikkeling 1909-1979 van wetgeving en rechtspraak;
en, het optreden van het orkest DE HARMONIE memorerend…daarvóór zoon Gerard met zijn dirigeerstokje; mij aanziende met een blik en houding, die ik nooit zal vergeten.
Kortom, over alles wat hem in zijn persoonlijke en professionele leven net meest na aan het hart lag.
Het was een ware"happening”die uren duurde en die hij, zoals hij wel meer deed, afsloot met het zingen van enige oud-hollandse en Zweedse liederen terwijl hij zichzelf op de luit begeleidde. [H]
Ook na zijn emeritaat bleef Jan de 7 vaktijdschriften, waarop hij geabonneerd bleef, lezen, almede de handboeken doch alleen voor zoverre betreft die delen van het recht, welke mijn bijzondere belangstelling hebben
. Eveneens bleef hij publiceren, met name in vriendenbundels voor collegae in den lande die jubileerden of afscheid namen. [K]
Herinnert u zich nog de sigarenkistjes in de boekenkasten op zijn kamer? Na zijn overlijden in 1993 was het de vraag wat met die duizenden boeken en geschriften - waaronder zijn éigen collegedictaten als student én als hoogleraar - aan te vangen… Het was een Godsent dat de Groninger Universiteitsbibliotheek aanbood de hele collectie te inventariseren. Met een drietons-vrachtwagen werd alles naar de bibliotheek vervoerd. Twee jaar later nodigde de UB ons uit het resultaat van de inventarisatie te komen bekijken: op de bekende boekenstellingen stond alles keurig gerubriceerd en gecatalogiseerd uitgestald…240 strekkende meter… De bibliothecaris vertelde dat er bij de boeken 70 titels waren , die niet in het bezit waren van de UB zelf.
De familie heeft de gelegenheid gekregen uit te zoeken welke werken zij zelf wilde behouden en heeft vervolgens de gehele boekerij aan de UB geschonken.
LEVEN NAAST HET RECHT
Naast het wetenschappelijke leven was er tijd voor maatschappelijke activiteiten. Zo bezocht hij als voorzitter van de Groningse tak van kinderbeschermingsvereniging Pro Juventute regelmatig pupillen in gezinsvervangende instellingen in het hele land. Gedurende vakanties soms vergezeld van een zoon, leeftijdsgenoot van hen, om het contact makkelijker te maken.
Ook was Jan jarenlang lid van de Onderwijsraad Wetenschappelijke Onderwijs, een adviescollege van de regering…
En in zijn vrije tijd? Muziek en Wandelen.
In Groningen kon Jan zijn liefde voor het zingen voortzetten, waarmee hij in Amsterdam in het Amsterdamse Toonkunstkoor onder Willem Mengelberg was begonnen: jarenlang elke maandag repeteren in Toonkunstkoor Bekker, een breed repertoire van Jeanne d’Arc au Bûcher van Honegger tot, natuurlijk, de Mattheüs Passion. Deze laatste met, deels successievelijk, de vier zonen in het jongenskoor, zolang de baard hen uit de keel bleef…
Bij elke familiefeest een zelfgemaakt lied op een oud-Duitse [Boerlala, Jan Hinnirk] of Zweedse melodie, met luit!
Wandelen en fietsen op de Waddeneilanden. Later, toen elk strand en duinpannetje was bezocht, alle vuurtorens beklommen en de laatste zelf geplakte vlieger het had begeven, in de Oostenrijkse Alpen, vaste bestemming in de zomervakantie.
Niet te vergeten de jaarlijkse Appèlbergen-wandeling met “zijn” studenten door het naburige natuurgebied met die naam. De zonen hebben dierbare herinnering aan de driedaagse wandeltochten in het Sauerland, die zij, elk afzonderlijk, met vader maakten in diens zeventiger jaren: acht uren per dag voortgaan naast je voortdurend neuriënde wandelgenoot, en dan een glas bier… Tenslotte: de jaarlijkse Oudejaarsmiddagwandelijng van vader met Jan, Willem, Gerard en Sjoerd: Essen om —het gehucht tussen Helpman en Haren— waar onderweg bij wijze van spreken het gehele jaar werd doorgeenomen, terwijl moeder in de thuis oliebollen bakte.
LEST BEST
Dit is, zoals gevraagd, een verhaal over mijn vader. Maar het is slechts de helft: het is niet volledig zonder het aandeel van mijn moeder, zijn echtgenote, die niet ten onrechte de moeder van de faculteit is genoemd [G]. Zonder haar zou Jan als een stuurloos schip door de golven in de oceanen van al die letters in boeken, brieven, brochures, bijdragen in feestbundels zijn gevaren, genietend van de, zíjn, schoonheid van juridisch gekleurde vergezichten en in de mist opdoemende bestemmingen. Maar zonder zich te bekommeren over de koers, windrichting, stand van de zeilen, foerage [ heb ik al een tweedekopje theegekregen?], en, bovenal, de onvoorwaardelijke steun van de werkelijke kapitein!
Een vanzelfsprekend liefdevol paar.
Moeder, die voor haar Jan een glazen kunstwerk graveerde met Vondels tekst:
Waar werd oprechter trouw
dan tussen man en vrouw,
ter wereld ooit gevonden…
En vader die elke Sinterklaasavond een chocoladeletter aan zijn Lucie schonk met de tekst:
De L-iefste letter, gij weet het wel,
blijft voor mij de letter L!
-0-0-0-0-0-
Geschreven door Willem Wiarda, Broek in Waterland, 10 April 2020
Het portret van Jan Wiarda is in 2008 geschilderd door Dorine Kuiper uit Groningen en hangt in de Juridische Faculteitskamer van de Rijksuniversiteit Groningen.
Zie ook: www.rug.nl/museum/portrettengalerij
Bronnen:
[A] WIARDA 1369 – 1969,
"Siegfried Wiarda",
uitgeverij Osinga, 1969
[B] Ars Aequi,
"juridisch studentenblad, nr 34 [1985] 12 [special “Op gezag van…”]",
[C] Jan Wiarda,
"proefschrift Cessie of overdracht van schuldvorderingen op naam naar Nederlands Burgerlijk Recht, 15.01.1937",
[D] Overeenkomsten met overheidslichamen,
"academisch proefschrift",
Zwolle, 1939
[E] Tjeenk Willink,
"Ex tunc ex nunc, bundel interviews met o.a. Gerardus Johannes Wiarda, W.E.J.",
1990
[F] Jan Lokin,
"De Groningse faculteit der Rechtsgeleerdheid",
uitgeverij Boom, 2019
[G] Terecht Gesteld ,Groninger juridisch fakulteitsblad, Wiarda nummer,
"jaargang 14.1, 18.09.79",
[H] Mercatura Honesta,
"prorectorale rede",
23.08.62
[J] UK,
"universiteitskrant RuG",
11.04.1991
[K] Nederlands Juristenblad,
"Nestor Speciaal",
jaargang 65, 13.12.90